Leppink, Egberta Hendrika (1882-1955)

(Coll. Eric Ooink, 2024)
Op 28 oktober 1882 werd in de huidige Spoorstraat eenkindje geboren: Egberta Hendrika. Berta, zoals zij in familiekring werd genoemd, was het oudste kind van het echtpaar Hendrik Leppink (1854-1923) en Fredrika Martha Augusta Textor (1860-1949) en werd genoemd naar haar beide grootouders van vaderskant. Berta groeide op in de Spoorstraat. Toen zij zeven of acht jaar oud was, lieten haar ouders een nieuw huis bouwen tegenover de particuliere begraafplaats, op de locatie waar nu de winkel Twents Genot is gevestigd. In dit huis woonden naast haar ouders, broertjes en zusjes ook een inwonende dienstbode, die hielp met het huishouden. Op 20 juli 1909 trouwde Berta met Jan Willem Greve (1883-1964), die mettertijd bestemd was om de Oostendorper watermolen van zijn vader over te nemen. Jan en Berta kregen in het totaal zeven kinderen, waarvan zes de volwassen leeftijd bereikten en hun gelukkige jeugd doorbrachten in en rondom de mooie watermolen. Berta overleed in 1955 op 72-jarige leeftijd, gevolgd door haar echtgenoot Jan, die in 1964 op 81-jarige leeftijd omkwam bij een verkeersongeluk. Het echtpaar werd begraven op de particuliere begraafplaats, evenals de voorgaande eigenaren van de Oostendorper watermolen.
De Leppinks in de textiel

Berta stamde uit een bekende Haaksbergse familie. Haar vader, Hendrik Leppink (1854-1923), werd geboren op het boerderijtje De Vri’jjer in de buurschap Hones (thans: Molenstraat 96). Het boerenbedrijf werd gerund door zijn vader, terwijl zijn moeder aan huis een tapperij dreef, ‘De Vrolijke Boer’ genaamd. In een uitbouw van de boerderij stond een weefgetouw, waarmee in de wintermaanden een extra inkomen werd verdiend. Hendrik groeide op te midden van deze bedrijvigheid en blonk op school uit als een uitstekende leerling. Tijdens zijn schooltijd raakte hij bevriend met Derk B.H. Jordaan (1854-1925). Na de lagere school gingen ze ieder hun eigen weg: Derk vervolgde zijn educatie aan het gymnasium in Deventer, terwijl Hendrik als jongste bediende aan de slag ging bij de firma D. Jordaan & Zonen in Haaksbergen. Na zijn opleiding aan de Webschule in Reutlingen ging Derk ook voor het familiebedrijf werken, waardoor de twee oude jeugdvrienden voortaan ook collega’s waren. Ook de oudere generatie Jordaan was zeer te spreken over het functioneren van Hendrik, wat hem in staat stelde om op te klimmen tot opzichter van de stoomweverij en, uiteindelijk tot algemeen bedrijfsleider.
Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond er spanning tussen fabrikanten en werknemers, ook binnen de Twentse textielindustrie. Vakbonden behartigden voortaan de belangen van de werknemers, terwijl de fabrikanten in Enschede zich verenigden in de Fabrikantenvereniging. Deze spanningen leidden regelmatig tot werkstakingen, wat de overheid ertoe aanzette om in 1890 een arbeidsenquête uit te voeren. In Haaksbergen, waar nog geen stakingen hadden plaatsgevonden, werden firmanten en werknemers van de firma D. Jordaan & Zonen ondervraagd. Hendrik Leppink, op dat moment 36 jaar oud, schetste een uitgebreid beeld van de omstandigheden in de fabriek. Werknemers werkten van maandag tot zaterdag van zeven uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds, met anderhalf uur schafttijd en twee pauzes van 20 minuten. Overwerk en zondagswerk kwamen zelden voor, en op katholieke feestdagen werd er niet óf later in de ochtend gewerkt. Opmerkelijk was de betaling in Pruisisch geld, dat in heel Haaksbergen en omstreken werd geaccepteerd. Pas sinds de aansluiting op het spoor was er enige vraag naar Nederlands geld, waardoor onlangs wel betalingen in Nederlandse dubbeltjes en kwartjes werden uitgevoerd. Hendrik vertelde ook over het bestaan van een ziekenfonds, waarvan hij bestuurslid was, en de mogelijkheid voor werknemers om een deel van hun loon bij de firma te sparen tegen vier procent rente. Tieners moesten een toets afleggen voordat ze in de fabriek mochten werken, en de firma bood herhalingsonderwijs aan werknemers tot 17 jaar.i Er waren echter twee gevoelige kwesties: het weefloon bleek door Hendrik te hoog te zijn ingeschat, en er waren problemen met de pastoor die steeds vaker vrijstellingen vroeg voor zijn kerkgangers. In 1894 leidde dit tot het grootste arbeidsconflict uit de geschiedenis van de textielfirma Jordaan, waarbij, naast de firmanten, ook Hendrik zich niet geliefd maakte bij zijn collega’s. Gelukkig kende de rest van zijn carrière nauwelijks arbeidsconflicten. Hendrik was ruim vijftig jaar verbonden aan de firma D. Jordaan & Zonen en maakte zich ook verdienstelijk als ouderling en diaken bij de Nederlands-Hervormde Kerk.
In 1921 werd Hendrik Leppink, na vijftig jaar dienst bij de firma D. Jordaan & Zonen, onderscheiden met de gouden eremedaille in de Orde van Oranje-Nassau.ii Helaas verslechterde zijn gezondheid snel en hij overleed in 1923 op 69-jarige leeftijd. Hij werd begraven op de openbare begraafplaats aan de Enschedesestraat. Firmant J.G.H. (Gerhard) Jordaan ‘vertolkte aan de groeve in welgekozen woorden de gevoelens van hoogachting en dankbaarheid van het huis Jordaan jegens den ontslapene, die langer dan een halve eeuw rusteloos en met voorbeeldige plichtsbetrachting in zijn dienst gearbeid heeft en voor wien de dag nimmer te vroeg begon, doch te laat eindigde’. Spreker hoopte dat zijn zoon Johan Willem Leppink ‘in dit opzicht de voetsporen van zijn overleden vader zou drukken’.iii Verschillende familieleden van Hendrik, waaronder zijn zoon Johan Willem, jongere broer Gerrit Jan en neef Arnold Johan, traden in zijn voetsporen als bedrijfsleider en droegen zodoende in belangrijke mate bij aan de groei en bloei van het Haaksbergse textielconcern.

(Coll. M.J. Leppink, 2024)
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Maarten Jan Leppink en Eric Ooink.
iProvinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 30 januari 1891
iiDe Avondpost, 30 augustus 1921
iiiTubantia, 20 augustus 1923
