Een kleine 200 jaar geschiedenis
De omwenteling 1795 en de daaropvolgende spanningen in Haaksbergen
Aan het eind van de achttiende eeuw veranderde het politieke en maatschappelijke landschap van Nederland volledig. De idealen van de Franse Revolutie, met de beroemde leuze ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’, bereikten ook de Republiek der Verenigde Nederlanden. Prins Willem V van Oranje-Nassau, de stadhouder, vluchtte naar Engeland en de prinsgezinden werden door de patriotten snel uit hun politieke ambten gezet. Openbare ambten waren niet langer voorbehouden aan een select groepje protestantse families, maar konden voortaan ook worden bekleed door katholieken, doopsgezinden en joden. Voor de meeste oude gevestigde families was deze stap terug niet gemakkelijk en dat leidde soms tot spanningen tussen de inwoners van dorpen en steden. In het overwegend katholieke Haaksbergen betekende dit bijvoorbeeld dat de protestantse families, waaronder de families Jordaan, Ter Horst, Immink, Roerink en Scholte Vaarwerk, moesten inschikken. Voor hen zal de overdracht van de oude kerk van Haaksbergen aan de katholieken in 1810 een pijnlijk moment zijn geweest. Ook moesten zij wennen aan de aanstelling van een katholieke burgemeester, de oude Willem Waanders (1739-1829). Hij was vermoedelijk de oudste burgemeester van het land en overleed op 3 februari 1829 op 90-jarige leeftijd. Zijn zoon Christiaan Waanders (1781-1855) was op dat moment notaris in Delden, maar had zijn vader jarenlang geassisteerd en hoopte daarom zelf burgemeester van Haaksbergen te worden. Ook de zoon van notaris Jordaan deed een poging, maar beiden werden niet gekozen. De nieuwe burgemeester van Haaksbergen werd uiteindelijk Hermanus Antonius Petrus Schaepman, 49 jaar oud en afkomstig uit Zwolle. In 1830 liepen de spanningen in Haaksbergen hoog op. Enerzijds vanwege de moordaanslag op burgemeester Schaepman (waarvan Christiaan Waanders werd verdacht, maar niet kon worden bewezen), anderzijds vanwege de Belgische Opstand. In datzelfde jaar werden de schutters opgeroepen om te vechten in het katholieke zuiden, maar onder de katholieke schutters ontstond grote weerstand. Bij logementhouder Morssinkhof escaleerde de frustratie uiteindelijk zelfs in een oproer.
De oprichting van een ‘bijzondere begraafplaats’ in 1830
Kort voor deze tumult werd in Nederland een nieuwe wet aangenomen die bepaalde dat er vanaf 1 januari 1829 niet langer begrafenissen in kerken plaats mochten vinden. Het begraven op de kerkhoven rondom de kerken werd ook niet langer wenselijk geacht, waardoor gemeenten buiten de bebouwde kom algemene begraafplaatsen moesten aanleggen. Dit dwong de gemeenteraad van Haaksbergen om zich te buigen over een geschikte locatie. Uiteindelijk werd er een stuk land aan de Enschedesestraat aangekocht van de burgemeesterszoon Christiaan Waanders, maar daarover ontstond in Haaksbergen veel onrust. Sommige inwoners vonden de prijs te hoog, de locatie ongunstig en beweerden dat de aankoop niet rechtsgeldig was. Die groep mensen, bestaande uit zowel protestanten als katholieken, was het niet eens met de gang van zaken en kwam op 11 januari 1830 bij elkaar …
“Inteekening op een aanteleggen kerkhof
1 Men is voornemens een kerkhof aanteleggen, daartoe wordt genomen 1 schepel lands van Derk Jordaan op de Braak, waarvoor betaald zal worden honderd guldens.
2 Zoodra het getal van 12 personen onderteekend zullen hebben zal men dezelven bij elkanderen doen komen, ten einde gezamentlijk de approbatie te verzoeken en verder een contract optemaken omtrend de verdeeling als anderzins.
3 Iedere godsdienst genootschap kan hierop inteekenen en volgens de gebruiken zijn aandeel doen wijden.
4 Bij de eerste zamenkomst om de approbatie te verzoeken zal ieder lid verpligt zijn, om zijn aandeel in de opgemelde honderd guldens te voldoen.“
De intekenlijst werd door dertien personen getekend, waarvan één persoon, Gerrit Teutelink, uiteindelijk afviel omdat hij “niet geweest” was op de bijeenkomst. Er verschenen echter nog vijf andere geïnteresseerden, waardoor de particuliere begraafplaats in totaal 18 oprichters telt. Eigenlijk zijn dit negentien personen, omdat H.A Immink zijn aandeel deelde met de kinderloze orgelbouwer J. Armbrost.
Op 5 februari 1830 stuurden de voornoemde personen een verzoekschrift naar de Gedeputeerde Staten van Overijssel. Ze verzochten “om autorisatie te mogen erlangen tot het aanleggen van een kerkhof voor hun, hunne familie & verdere vrienden”. Dit verzoek belandde op de stapel, waardoor op 10 mei 1830 een herinnering werd gestuurd naar de gouverneur van Overijssel. Het ongeduld valt te verklaren, omdat “van hunne familie eenigen ziek zijn.” De oude gouverneur Bentinck was de familie Jordaan (een van de ondertekenaars van het verzoekschrift) al jarenlang goedgezind, waardoor dit keer een akkoord niet lang op zich liet wachten. Op 15 juni 1830 werd het verzoek door Bentinck ingewilligd.
De overheid zag het liefst de begraafplaats omheind door een muur, maar daarvan werden de aanvragers door de gouverneur vrijgesteld, mits het terrein zou worden omgeven door “een rasterwerk, palissaden of doornhegge ter hoogte van twee ellen met een sloot of gracht en eene hegge van bekwame vastheid”. In de zomer van 1830 gingen de werkzaamheden van start; er werd een sloot gegraven, een heg van ongeveer 1,40 meter hoog aangeplant en dit alles werd voorzien van een ijzeren hekwerk dat met een slot kon worden afgesloten. Het graven van de sloot kon met een of meerdere flessen jenever worden afgedaan, maar met name het hekwerk uit Almelo dreef de kosten flink op. De kosten bedroegen in totaal 312,76 gulden, toentertijd een flink bedrag. De 18 participanten betaalden elk 7 gulden, wat werd opgetekend in een schriftje. Dit betekende nog wel een tekort van fl. 186,76. Daardoor werd de aankoopsom van de grond achterwege werd gehouden. Hierdoor stond de begraafplaats ruim honderd jaar op naam van de familie Jordaan.
Op 28 oktober 1830 klom burgemeester Schaepman van Haaksbergen in de pen om de “Heeren gezamentlijke aanleggers van ’t nieuwe kerkhof te Haaksbergen’ te laten weten dat zij nog niet mochten overgaan tot het daar begraven. Eerst moest de burgemeester nog de situatie bekijken en daarvan een rapport opstellen. “Dan nog dient men aan te bieden de bepalingen die men zal wenschen daar te stellen op het begraven. (….) PS De aanleggende oorzaak van deze mijn aanschrijving is dat men gisteren avond zonder mijne voorkennisse willens is geweest een kind daar op ter aarde te bestellen“, aldus de burgemeester. Pas in de raadsvergadering van 9 mei 1831 werd toestemming gegeven voor het in gebruik nemen van de nieuwe begraafplaats.
De negentiende eeuw

In 1830 werd de verdeling van de begraafplaats besproken door de deelnemers. Er werd bepaald dat het middenpad 8 voet (omstreeks 2,40 meter) breed moest zijn, en aan weerskanten werden tien rijen ingetekend. Tussen deze rijen moesten paden worden aangelegd van 1 voet breed (ca. 30 centimeter). Elke rij werd toegekend aan een van de deelnemers, maar er is nooit een officieel reglement opgesteld.
De administratie van de begraafplaats werd bijgehouden in een schriftje. Hierin staat allereerst de fl. 7,- contributie vermeld, evenals de aanlegkosten van de begraafplaats uit 1830. Er werd geen haast gemaakt om het tekort te dichten; pas in 1846 werd opnieuw een bijdrage gevraagd. Deze werd op dat moment nog betaald door zowel protestanten als katholieken. Desalniettemin is er op de particuliere begraafplaats slechts één grafsteen te vinden van een katholiek persoon, namelijk een dochter van molenaar Jan Hendrik Stüve, die in november 1834 overleed.
Vermoedelijk ontstonden rond 1850 spanningen tussen de protestantse en katholieke families. Na de grondwetsherziening in 1848 werden kerk en staat gescheiden, wat voor katholieken de mogelijkheid bood om hun kerkelijke hiërarchie in Nederland te herstellen. Dit was tegen de zin van veel (conservatieve) protestanten, waaronder gerechtigde families van de particuliere begraafplaats. Vermoedelijk weigerde de pastoor daardoor voortaan om katholieken op de particuliere begraafplaats te begraven; die werden begraven op het katholieke deel van de gemeentelijke begraafplaats aan de Enschedesestraat. Daardoor raakten de aan katholieke families toegekende rijen in onbruik. De twee vacant gebleven rijen (9 en 10) aan de linkerkant werden in resp. 1877 en 1881 overgenomen door Hendrik Jordaan en zijn neef Jan Herman Wisselink. Ook de andere van oudsher katholieke rijen werden in de loop der jaren overgenomen door gerechtigde protestantse families, maar ook door enkele nieuwkomers (zoals Berghege, Ter Hogt en Bennink) en hun vrienden.
De administratie bleef tot het eind van de negentiende eeuw uiterst summier. In 1872 en 1874 werden onderhoudskosten opgenomen, maar het was om onduidelijke redenen niet van toepassing op alle leden. In 1869 bleek een nieuwe poort te zijn aangelegd (voor fl. 59,-) en in 1884 werd er 53 jaar grondbelasting in rekening gebracht (voor fl. 21,20). Dat jaar was er nog een tekort van fl. 167,71. De familie Jordaan besloot de administratie op orde te brengen en deed dit door het ontbrekende bedrag “cadeau” te doen. Sindsdien (1885) werden jaarlijks de uitgaven en inkomsten bijgehouden. De verkoop van gras en bomen leverde aanvankelijk jaarlijks wat geld op, maar dat werd snel minder. In de jaren ’90 van de negentiende eeuw waren er geen inkomsten meer, waardoor de reserves slonken. In 1899 was het nulpunt in zicht, waardoor de administrateurs Ten Hoopen en Berghege zich genoodzaakt zagen om een jaarlijkse contributie in te voeren. Daarnaast werd er een nieuw fonds opgebouwd. De begraafplaats was aan het begin van de twintigste eeuw financieel gezond. De tuinman Derk Willem Broekhuis vroeg slechts 5 à 6 gulden per jaar. Van een reglement was echter nog lang geen sprake en de begraafplaats was officieel nog eigendom van de erven Derk Jordaan (1781-1876).
De twintigste eeuw

Sinds de feestelijke opening van het treinstation in Haaksbergen in 1884, bevindt de begraafplaats zich tussen het spoor en het dorp. Door de gunstige ligging werd de ‘Spoorstraat’ in de jaren die volgden snel bebouwd. Ook direct naast de begraafplaats werd gebouwd, zoals de ‘Villa Jordaan’ door D.B.H. Jordaan in 1886. Toen de stoomweverij van de firma D. Jordaan & Zonen in 1898 afbrandde, besloot de familie de fabriek te herbouwen aan het spoor. Sindsdien bevond de begraafplaats zich niet alleen aan een drukke straat, maar grensde deze ook aan het fabriekscomplex van de familie Jordaan. De steeg tussen de villa en de begraafplaats was voortaan elke werkdag erg druk, omdat de meeste werknemers daar ’s ochtends door de portier werden ingeklokt. Daarom werd het de ‘Portiersteeg’ genoemd. De bewoner van de naastgelegen Villa Jordaan, firmant Derk B.H. Jordaan (1854-1925), had vanuit zijn woning goed zicht op deze steeg.
In 1917 bleek voor het eerst dat er sprake was van achterstallig onderhoud op de begraafplaats, en verschillende gerechtigden gaven aan dat ze wilden dat de begraafplaats zou worden ommuurd. Dit blijkt onder andere uit de brief van D.H. ‘Dick’ Jordaan (1887-1964) uit Zutphen aan de administrateurs van de begraafplaats in 1917:
“Gisteren kreeg ik je papieren, en voel er veel voor dat het kerkhof eindelyk eens in goeden staat komt. Nu is het voor [broer] Henni en mij heel moeilijk daarvoor een bedrag beschikbaar te stellen, omdat wij niet weten wat dit zal kosten. Vergeleken met de Haaksbergsche kapitalisten zijn wij arme drommels; daar komt bij dat het in de eerste plaats een belang is van de Haaksbergsche inwoners, daar die er zich elken dag aan moeten ergeren, dat het nu zoo’n treurige toestand is.
Zoodat ik maar zeggen wil, dat ik niet weet, hoeveel wij, in verhouding tot de anderen, moeten geven. Daarom heb ik geen bedrag ingevuld, maar in elk geval kun je op totaal fl. 50,- van ons rekenen.”
Op dat moment bestond het bestuur van de begraafplaats uit de voorzitter A.J.P. ten Hoopen (1856-1940) en de secretaris-penningmeester D. ‘Dirk’ Jordaan F.J.zn. (1886-1970). Dirk Jordaan, de latere oprichter van Bank Jordaan N.V., ging voortvarend te werk en bracht ook in kaart hoeveel graven per rij in gebruik waren. Dit was voor het eerst dat dit werd gedaan. Uit zijn aantekeningen blijkt dat er in de loop van de twintigste eeuw veel grafzerken zijn verdwenen.
Eerbied, historische context en transparatie
In 1932 werd de begraafplaats ondergebracht in de Stichting Particuliere Begraafplaats. Doordat de begraafplaats op papier eigendom was van de erven Derk Jordaan (1781-1876), werd aan alle nabestaanden schriftelijk verzocht om van hun aandeel afstand te doen ten behoeve van de Stichting. In de statuten werd bepaald dat alle nazaten van de oorspronkelijke oprichters het recht hebben om op de particuliere begraafplaats begraven te worden. Ook moest er een huishoudelijk reglement worden opgesteld, waarin opgenomen moest worden: 1) alle regelingen die nodig zijn voor het begraven van lijken en voor het onderhoud van de begraafplaats en de graven, en 2) een regeling van de te betalen vergoedingen door erfgenamen van op de begraafplaats begraven personen. Een poging werd gewaagd, maar een volledig huishoudelijk reglement bleef uit. Daardoor ontstond er ruimte voor verschillende interpretaties.
In 1935 werd de begraafplaats alsnog voorzien van een betonnen muur en solide, ijzeren deuren. Tegelijkertijd schonken de broers J.G.H., J.G. en H.W. Jordaan een aangrenzende strook van 10 bij 28 meter. Wel moesten de broers opdraaien voor de extra kosten voor de te bouwen muur, alsmede voor het verplaatsen van het lijkenhuisje. Dit laatste wordt tegenwoordig gebruikt als schuurtje.
Dit is een beeldfragment uit de Collectie Twentse Textielfamilies van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. De volledige film is via hun website te bekijken.
(Filmrechten: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, archiefnummer 4522_01_032)
In de loop der tijd nam het aantal betrokken families af. Een aantal gerechtigde families stierf uit (zoals de families Ten Hoopen, Schulten en Oosterholt) en andere families verdwenen door verhuizingen uit beeld (zoals Smits, Immink en Prins). Hierdoor nam niet alleen het aantal begrafenissen af, maar ook het aantal contribuanten. Voorzien in de onderhoudskosten is daardoor een uitdaging gebleven. Ook de aanblik en toegankelijkheid van de begraafplaats zijn terugkerende onderwerpen van gesprek. Sinds een grote renovatie van de particuliere begraafplaats in 2012 (mede dankzij een subsidie van de Stichting Ribo) worden op de particuliere begraafplaats jaarlijks enkele rondleidingen georganiseerd door de Historische Kring Haaksbergen.
Het bestuur van de Stichting Particuliere Begraafplaats moet een balans zien te vinden tussen enerzijds het eerbiedigen van de laatste rustplaats en anderzijds de wens om meer historische betekenis te geven aan deze unieke begraafplaats. Onlangs, in 2022, heeft het bestuur ingestemd met een initiatief van de Historische Kring Haaksbergen om gietijzeren raamwerken in de deuren te plaatsen, zodat voorbijgangers eindelijk een blik kunnen werpen op de groene oase achter de hoge muren. Die twee raamwerken zijn afkomstig uit een omstreeks 1964 gesloopt pand in de Spoorstraat, dat voorheen werd bewoond door fabrikant Hendrik Jordaan. De twee raamwerken zijn geschonken door de heer Jan Overbeek.
Daarnaast dient deze website ter verdieping van de historische context en heeft het bestuur een toekomstbestendig huishoudelijk reglement aangenomen. Ook hoopt het bestuur met een verlaagde jaarlijkse contributie een breder financieel draagvlak te creëren.
Eerbied, historische context en transparantie vormen voortaan de drie pijlers van de Stichting Particuliere Begraafplaats.
(auteur: Derk Jordaan HJNzn, 2023)
BEGRAAFPLAATS
“Op deze plek heerst van nature,
Een innemelijke rust,
Je voelt daarvan de allure,
Alsof de warmte van een zonnestraal
de jonge graszoden kust,
Zij die hier hun laatste rustplaats vonden,
En geborgen zijn in eeuwigheid,
Zij blijven met het hedendaagse verbonden,
Op deze plaats in onze tijd,Verschillend van rang en stand,
Vonden in jaren velen hier hun rust,
Opgenomen in Zijn hand,
Al is dat niet voor eenieder altijd bewust,De vensters zijn nu open,
De paden nodigen tot betijen,
En wij, wij hopen,
Dat deze plek hier in ons midden,
Voor altijd mag gedijen.”Dit gedicht werd in 2023 geschreven door dichter Di Langelo en opgedragen aan de particuliere begraafplaats aan de Spoorstraat in Haaksbergen
