Het naamloze graf

De Amsterdamse landbouwer Johannes Fredrik Christiaan Strohl (1788-1864) in Haaksbergen en Augusta Willemina Alberts-Thomas (1892-1918), waarschijnlijk een van de Haaksbergse slachtoffers van de Spaanse griep

Op de particuliere begraafplaats in Haaksbergen rusten 67 gedenktekens als stille getuigen van een voorbije tijd. Echter zijn er in de loop der jaren ook veel gedenktekens verdwenen. Onder het grasland liggen op sommige plekken nog onbekende zielen te rusten. Het exacte aantal begravenen blijft gehuld in een waas van onzekerheid, aangezien de oude administratie van de begraafplaats slechts fragmentarisch bewaard is gebleven. Het graf dat zich openbaart in de derde rij aan de linkerkant, is bijzonder. De rustplaats wordt omringd door bakstenen, maar zonder een gedenksteen die herinnering en identiteit zou moeten bieden. Recentelijk heeft de Stichting Particuliere Begraafplaats dit mysterieuze graf met geraniums in het zonnetje gezet. Wie rust er eigenlijk op deze geheimzinnige plek? En welke andere verborgen verhalen liggen verscholen in de derde rij, vanaf de linkerkant gezien?

Het naamloze graf, voorjaar 2023

Christiaan Strohl (1788-1864), alias ‘Groothuis’

In het jaar 1830, toen het initiatief voor de aanleg van de particuliere begraafplaats ontstond, werd de derde rij aan de linkerkant toegewezen aan J.F.C. ‘Christiaan’ Groothuis (1788-1864). Deze geboren Amsterdammer was op dat moment landbouwer op het erve Paardeklaas in de buurschap Hones. Zijn vader Abraham Strohl was afkomstig uit het verre Straatsburg, terwijl zijn moeder Geertrui Groothuis werd geboren en getogen in Haaksbergen. Over Christiaan’s jeugdjaren is door gebrek aan aanknopingspunten weinig bekend, maar zeker is dat hij zich op een gegeven moment als wever vestigde in Haaksbergen.

In 1814 trouwde Christiaan met de katholieke weversdochter Joanna ten Broeke uit Haaksbergen. Voor deze verbintenis was niet alleen toestemming nodig van de geliefden, maar ook van de ouders van het bruidspaar. De weduwe Strohl-Groothuis, die destijds in Warmond nabij Leiden woonde, gaf schriftelijk toestemming. Bovendien moest Christiaan een bewijs overleggen van het overlijden van zijn vader, maar om onduidelijke redenen was dit voor hem onmogelijk. Vier bekenden uit Haaksbergen legden vervolgens een verklaring af bij de notaris om met zekerheid te bevestigen dat zijn vader was overleden.i Ze konden echter niet vertellen wanneer of waar. Pas nadat dit obstakel was overwonnen, kon het huwelijk bekrachtigd worden. Met een duidelijk bedreven handschrift ondertekende Christiaan de huwelijksakte met “J.F.C. Strohl”, terwijl er geen handtekening van de bruid te vinden was, omdat zij verklaarde niet te kunnen schrijven. Na hun huwelijk vestigde het echtpaar zich op het erve Paardeklaas, waar ze drie kinderen kregen. Alleen de jongste zoon, Johannes, bereikte de volwassen leeftijd. Ondanks dat Christiaan van huis uit protestants was, bekeerde hij zich tot het katholieke geloof. Daarom werd hem een rustplaats toegewezen in een rij aan de linkerkant van de begraafplaats, die bestemd was voor de katholieken.

In het jaar 1811 introduceerde Napoleon de burgerlijke stand in Nederland. Vanaf dat moment moesten alle inwoners een achternaam aannemen, en werden geboorten, huwelijken en overlijdens voortaan binnen vastomlijnde kaders geregistreerd. In Haaksbergen nam de oude burgemeester het niet zo nauw met de nieuwe regelgeving. Zonder enige officiële naamswijziging ging Christiaan in Haaksbergen voortaan door het leven als ‘Groothuis’. Ook zijn handtekening paste hij daarop aan, ‘C. Groothuis’. De onverschilligheid ten aanzien van zijn achternaam blijkt uit de overlijdensakte van zijn moeder in 1842. Zij stierf in Warmond en stond daar bekend als de ‘weduwe Strool’. Christiaan reisde af naar Zuid-Holland om het overlijden aan te geven, waar hij zichzelf ondertekende als ‘J.F.C. Strool’.

De drie handtekeningen van Christiaan:
J.F.C. Strohl (1814), C. Groothuijs (1825) en J.F.C. Strool (1842)

In tegenstelling tot de meeste andere katholieke en protestantse leden van de particuliere begraafplaats in Haaksbergen, betaalde Christiaan in 1846 geen contributie meer. De achtergrond van die keuze is niet bekend, maar daardoor zijn Christiaan en zijn familieleden niet op de particuliere begraafplaats begraven. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd deze rij, evenals de negende rij aan de linkerzijde, toegewezen aan de familie Wisselink. In 1918 verliet de familie Wisselink Haaksbergen, waarna de rij vacant werd. In het archief van de begraafplaats staat een krabbeltje op een oud velletje papier, waaruit blijkt dat in de eerste helft van de twintigste eeuw twee personen in deze rij zijn begraven. De ene naam is vermeld als ‘Mevr. Alberts’, terwijl de andere naam moeilijk leesbaar is maar mogelijk overeenkomt met ‘Reimerink’. Eén graf is nog herkenbaar door de bakstenen omheining. Vermoedelijk rust hier mevrouw Alberts…

fragment ‘Mevr. Alberts’ en ‘Reimerink’ (?) in een oud document uit de administratie van de particuliere begraafplaats

Mevrouw Alberts en de Spaanse griep, 1918

Het notariskantoor van wijlen notaris Anthony ten Cate (1857-1914) werd in 1915 overgenomen door Jappe Alberts (1876-1931) uit Amsterdam. Hoewel hij getrouwd was, verhuisde zijn echtgenote Johanna Judith Schuyt niet mee naar Haaksbergen. Notaris Alberts woonde de eerste drie jaren tezamen met Johanna Berendina Borghuis uit Haaksbergen. In de zomer van 1918 werd het huwelijk tussen Jappe Alberts en Johanna Judith Schuyt ontbonden, verliet Johanna Berendina Borghuis het huis en trad de notaris opnieuw in het huwelijksbootje. Zijn tweede echtgenote werd de 25-jarige Augusta Willemina Thomas (1892-1918), dochter van een biljartfabrikant uit Arnhem.

De bruiloft vond plaats op 19 september 1918, een tijd die getekend werd door spanning, aangezien in Haaksbergen kort daarvoor de eerste gevallen van de ‘Spaanse griep’ aan het licht kwamen. Deze grieppandemie verspreidde zich razendsnel over het continent door de terugkerende soldaten van het front en zou in de jaren 1918-1920 meer levens eisen dan het totale dodental van de Eerste Wereldoorlog (16 miljoen). In Haaksbergen bereikte de epidemie zijn hoogtepunt in oktober 1918. Wekelijks bezweken mensen aan de ziekte in Haaksbergen, dat vaak gepaard ging met longontsteking. Ook jonge mensen waren hun leven niet zeker. Om verdere verspreiding te beperken werden scholen gesloten, werden de openingstijden van horecagelegenheden beperkt en werden evenementen soms afgelast. Ook in Haaksbergen waren de scholen ruim 10 weken gesloten en werd bijvoorbeeld het catechisatie-onderwijs tijdelijk opgeschort.ii De leegstaande scholen kwamen van pas toen er 200 vluchtelingen uit Noord-Frankrijk werden opgevangen.

Een van de slachtoffers van de Spaanse griep in Haaksbergen was hoogstwaarschijnlijk de 25-jarige Augusta Willemina Alberts-Thomas. Zij overleed op 20 oktober 1918, tijdens de hevige golf van de Spaanse griep in Haaksbergen. Haar huwelijk had nauwelijks een maand geduurd. Blijkens het oude document uit het archief van de begraafplaats werd zij begraven in de derde rij aan de linkerzijde van de particuliere begraafplaats, vermoedelijk in het ‘mysterieuze graf’. Niet alleen ontbreekt dit graf elke vorm van identiteit, maar ook haar overlijdensadvertentie in de krant onthult opmerkelijk genoeg niet haar naam:

Tubantia, 22 oktober 1918

Kort na haar overlijden kwam een nichtje van de notaris bij hem inwonen, waarschijnlijk om hem in het huishouden te ontlasten. In 1920 keerde zij naar haar ouderlijk huis terug nadat er een huishoudster bij de notaris was ingetrokken. Tussen de Brabantse huishoudster en de notaris ontstond meer dan slechts een professionele band; anderhalf jaar later traden zij in het huwelijk. De drie huwelijken van de notaris bleven kinderloos. Ook het derde huwelijk vond een onverwacht einde: op 6 mei 1931 stierf hij achter het stuur van zijn auto. Het abrupte overlijden werd breed uitgemeten in de Twentse Courant:

Woensdagavond verspreidde zich alhier het bericht dat onze Notaris, den heer J. Alberts, plotseling te Enschede, waarheen hij zich per auto met zijn echtgenoote had begeven, was overleden. De overledene werd begin 1915 tot Notaris benoemd als opvolger van Notaris ten Cate, werd geboren den 15 januari 1876 en bereikte den leeftijd van 55 jaren. De overledene stond bekend als een kundig notaris die talloos velen met raad en daad heeft bijgestaan en voor moeilijke vraagstukken steeds wel een goede oplossing wist te vinden. In het publieke leven is hij nimmer op den voorgrond getreden. Alhoewel zijn lichamelijke gesteldheid de laatste jaren veel te wenschen overliet komt zijn overlijden toch onverwacht.iii

Notaris Alberts werd begraven op de algemene begraafplaats aan de Enschedesestraat in Haaksbergen. Zijn grafmonument bestaat uit een gebroken zuil, wat symbool staat voor het vroegtijdig en onverwachts overlijden.iv Zijn weduwe verhuisde vervolgens naar het westen des lands.

(auteur: Derk Jordaan HJNzn, 2023)

iHuwelijksbijlagen Haaksbergen 1814, akte 27

iiTubantia, 9 januari 1919

iiiTwentsche Courant, 9 mei 1931

ivE-mail Eric Ooink, 3 september 2022